De illusie van afgescheidenheid

 

IllustratieDit artikel verscheen in februari 2019 op nummer 149 van Website ZOZ - Tijdschrift voor doen-denkers.

Je kunt dit artikel ook als Pdf pdf downloaden.

Dit artikel is een vervolg op Dweilen met de kraan dicht.


Leestijd: ongeveer drie minuten

Een beekje met stromend water lijkt iets buiten je te zijn. Maar als je er water uit schept en het opdrinkt, wordt het een onderdeel van je. Op welk moment stopt het een beekje te zijn? Op welk moment begint het een onderdeel van jou te worden? We begrenzen onszelf (letterlijk en figuurlijk) door onderscheid te maken tussen onszelf en onze omgeving. Dit heeft catastrofale gevolgen voor onze planeet en dus ook voor onszelf.

We praten over ‘de natuur’ alsof het iets is wat buiten ons ligt, alsof we zelf geen natuur zijn. Door die illusionaire afgescheidenheid zijn we in staat onze biosfeer te degraderen en onszelf in de waan te houden dat dat geen gevolgen heeft voor ons fysieke en mentale welzijn. Overal om ons heen zien we objecten, zoals een boom, zo hebben we dat geleerd. Maar feitelijk zijn het processen waar we slechts een momentopname van zien, en het allerbelangrijkste zien we helemaal niet: de relaties.

Diversiteit in relaties

Organismen kunnen altruïstische, symbiotische, (zwakte)parasitaire, pathogene of trofische relaties aangaan: onvoorwaardelijk helpen, voorwaardelijk samenwerken, ongevraagd mee-eten, ziekmaken, of eten/gegeten worden. Hoe meer diversiteit aan relaties er is binnen een ecosysteem, hoe beter. Hoe meer verschillende soorten organismen, hoe meer relaties er mogelijk zijn.

Gecompliceerd of complex?

Een vliegtuig is gecompliceerd. Als je er verstand van hebt, kun je zo’n ding uit elkaar halen en weer in elkaar zetten en dan kan hij weer vliegen. Een vogel is complex: als je die uit elkaar haalt, zul je hem misschien nog wel in elkaar kunnen zetten, maar hij zal niet meer kunnen vliegen. Het aantal relaties in een vogel is dan ook vele malen groter dan in een vliegtuig.
Ecosystemen zijn ook complex. De organismen, die zelf al complex zijn, gaan ontelbare relaties aan met andere organismen. Een inheemse eik gaat bijvoorbeeld wel vierhonderd relaties aan met bacteriën, schimmels, mossen, insecten, vleermuizen, vogels, enzovoort.
Om controle te kunnen uitoefenen op complexe systemen, moeten we die systemen uit elkaar halen. Maar in het geval van een levend systeem haal je daarmee het leven eruit. We hebben wel invloed op levende systemen, maar we hebben er geen controle over: we kunnen niet voorspellen wat het resultaat van onze acties zal zijn.

Plaag of balans?

Ziekteverwekkers, slakken, worteletende nematoden en plantenetende insecten horen in elk gezond ecosysteem thuis. Ze worden pas een probleem als we ze gaan bestrijden: dan komt er een onbalans en kun je een plaag krijgen. Ga maar na: als je de prooidieren dood maakt, is er minder te eten voor de roofdieren. Die zullen dus ook doodgaan of verkassen. De prooidieren vermenigvuldigen zich sneller dan de roofdieren, zodat deze, tot jaren nadat je ze bestreden hebt, een plaag kunnen vormen. Als je vervolgens niets doet (of alleen voor huisvesting voor de roofdieren zorgt), ontstaat er na een aantal jaar weer een nieuw dynamisch evenwicht.

Ook op grote schaal

Onze levende planeet is ook een ecosysteem en zoekt altijd naar een nieuw dynamisch evenwicht. Het klimaat wordt niet van bovenaf aangestuurd, maar is een emergente eigenschap van de ontelbare niet-lineaire processen die de planeet rijk is geworden. Als we de complexiteit van de biosfeer verminderen (door bijvoorbeeld monoculturen en de bijbehorende bestrijding van ziektes en plagen), zijn er minder balancerende feedbackmechanismen die de schommelingen op kunnen vangen. Hoewel de consensus lijkt te zijn dat klimaatverandering voornamelijk een abiotisch probleem is, is het in werkelijkheid een symptoom van een veel dieper probleem. Ja, we sturen te veel broeikasgassen de atmosfeer in, maar het grootste probleem is dat we de biotische processen die de balans weer kunnen herstellen op grote schaal verstoren.

Concurrentie en samenwerking

Alle problemen in de wereld kun je terugvoeren op de illusie van afgescheidenheid: alleen als we de onzichtbare relaties tussen alle organismen weer de kans geven om terug te keren, kan de wereld weer helen. Alles en iedereen kan dan weer onderdeel worden van het geheel.
Op school wordt ons geleerd dat een bos een verzameling losse bomen is, die met elkaar concurreren om voedingsstoffen, ruimte en licht. Door dit soort verhalen zijn we gaan geloven dat we in menselijke gemeenschappen verder komen door met elkaar te concurreren. In werkelijkheid helpen bomen elkaar juist, door middel van complexe netwerken van schimmeldraden. Als we samenwerken ontstaan de mooiste dingen. Als iedereen zijn of haar gaven vrijelijk zou laten stromen, hoe mooi zou de wereld dan niet kunnen worden?

In de tweedaagse cursus ‘Dweilen met de kraan dicht’ gaan mijn vrouw Caroline en ik dieper in op deze illusie van afgescheidenheid en passeren er nog twee illusies de revue. Van daaruit kijken we naar wat we nu kunnen doen om een nieuw verhaal in de wereld te zetten: een verhaal van verbondenheid en vertrouwen. De cursus vindt plaats in het weekend van 16 en 17 februari 2019 bij Omslag in Eindhoven. Meer informatie op marcsiepman.nl.

Lees verder